Een korte uitleg van de eigenschappen en indexen van het Swifter stamboekschaap. De meeste zijn te vinden op het afstammingsbewijs.
Indexen
Een index is een getal dat informatie geeft over hoe goed een dier is voor een eigenschap ten opzichte van het gemiddelde van de populatie (alle stamboekdieren). De index wordt berekend aan de hand van de prestatie van het dier zelf en van de nakomelingen, ouders, broers, zussen enz. De eerste index die een dier krijgt is het gemiddelde van vader en moeder, deze is nog niet zo betrouwbaar. Hoe hoger het getal, hoe beter het dier in deze eigenschap is. Een index wordt ook wel de fokwaarde genoemd.
Als er een eigen prestatie van het dier bekend is (bv aantal geworpen lammeren of gescande spierdikte of gewicht bij keuren) dan zal de betrouwbaarheid toe nemen. Het is dus belangrijk ook met de betrouwbaarheid rekening te houden. De betrouwbaarheid is het getal dat direct achter de index staat (bv VLI 122 / 59). Een lam start bv met een betrouwbaarheid van 30% als de index alleen nog het gemiddelde van de ouders is. Een ram met veel nakomelingen kan voor de VLI wel een betrouwbaarheid hebben van 90%, je mag er dan van uit gaan dat deze ram fokt zoals het getal aan geeft.
Het gemiddelde van alle dieren voor een eigenschap wordt niet ieder jaar her-berekend. Alle indexen zijn op dit moment berekend ten opzichte van het stamboekgemiddelde van 2009, dit is dus het getal 100. Het gemiddelde van een eigenschap kan nu in 2022 wel op 105 of 110 liggen.
Vruchtbaarheidsindex (VBI)
Van ieder Swifter stamboek dier wordt een VBI berekend. De VBI is een getal dat iets zegt over de verwachte lammerproductie (geboren lammeren) van een ooi. Of van de vruchtbaarheid die een ram zal overdragen naar zijn dochters (een ram heeft geen invloed op de vruchtbaarheid van de ooien die hij dekt). De VBI wordt ieder jaar begin mei her-berekend voor alle dieren aan de hand van alle geboortegegevens van het aflamseizoen ervoor.
De VBI is dus een gereedschap om een keuze te maken in de vruchtbaarheid van uw toekomstige dieren. Het is geen uitnodiging om steeds vruchtbaarder te fokken. Iedere fokker zoekt zijn eigen balans tussen vruchtbaarheid en andere eigenschappen.
Groei Index
Lammeren die ter keuring en/of ter scanning worden aangeboden worden door de keurmeester gewogen. Dit gewicht is de prestatie van het dier zelf. Samen met informatie van de familie wordt hier een index voor groei uit berekend. De meeste groei indexen liggen zo tussen de -0.2 en de +0.6. Deze index zegt het meest over de verwachte jeugdgroei -vererving van een dier (eerste 100 dagen groei) en minder over hoe groot een dier uiteindelijk wordt. De groei index is voor de Swifter een belangrijk kengetal.
Spier Index
Van lammeren die ter scanning worden aangeboden aan een keurmeester wordt met scan apparatuur de dikte van de rugspier op drie plaatsen gemeten. De diktes van de rugspier zijn de eigen prestaties van een lam. Samen met deze zelfde prestatie (gemeten spierdiktes) van familieleden wordt hier uit de spierindex berekend. Een hogere index geeft dus aan dat het dier een dikkere rugspier zal vererven. De spierindexen van de Swifters liggen zo tussen -1.00 en de +3.00. Net als bij vruchtbaarheid zal bij de index keuze voor spier een goede afweging gemaakt moeten worden met andere eigenschappen.
Vet Index
De keurmeester zal voor de lammeren die ter scanning worden aangeboden ook de vetdikte meten op de rug. Dit is de eigen prestatie van het dier. Samen met de gemeten vetdikte bij familieleden wordt hier uit de index voor vet berekend. Over het algemeen hoeft er bij de Swifter niet gestreefd te worden naar vetverlaging.
Vleeslamindex (VLI)
Het Swifter stamboek heeft voor de groei, spier en vet vererving van een dier wegingsfactoren vast gesteld. Uit deze drie indexen wordt met de wegingsfactoren een Vleeslamindex berekend. Deze geeft dus de waarde in de fokkerij aan van een dier voor de slachteigenschappen groei, spier en vet. Voor een Swifter is de groei een belangrijke eigenschap. Een fokker maakt zelf de keuze op welke eigenschap het zwaarst ingezet wordt.
Om nu en in de toekomst betrouwbare waardes(fokwaarde) voor de vleeslamindex te hebben is het van zeer groot belang dat veel verschillende fokkers voldoende (ram)lammeren laten keuren en vooral ook veel lammeren laten scannen.
De vleeslamindex wordt berekend in juni en in augustus, kort nadat in mei en juli fokkers hun lammeren hebben kunnen laten scannen. Bij de selectie van de ooilammeren kan dan ook al rekening met de VLI worden gehouden als je mee doet aan de vroege ronde.
Fokwaarde wormresistentie index (FWI)
Al meerdere jaren hebben Swifter fokkers de mogelijkheid om ooien (2 tot 8 weken na aflammeren) te testen op het gehalte van IgA in het wangslijmvlies. Hoe meer IgA, hoe ongevoeliger een ooi is voor maagdarmwormen (rode lebmaagworm) en hoe minder wormeieren de ooi zal uitscheiden. Het gehalte aan IgA is de eigen prestatie van een dier. Bij rammen en lammeren is het meten van IgA niet zinvol. Uit de IgA metingen zal een Index voor wormresistentie berekend gaan worden. Dat kan alleen voor dieren waarvan het IgA in het wangslijmvlies is onderzocht of familie van deze dieren. Wil je dieren fokken die minder last hebben van de rode lebmaagworm dan kan dat door dieren met een hoge FWI in te zetten.
Andere eigenschappen
Scrapie: ARR/ARR Sinds 2005 mogen binnen het stamboek alleen scrapie resistente rammen ingezet worden. Deze dieren hebben het ARR/ARR gen. Heeft de moeder dit ook dan zullen alle nakomelingen dit ook hebben.
Myomax: Schapen hebben een gen waarop (extra) bespiering / spierkwaliteit vast ligt. Is dit gen dubbel aanwezig dan spreken we van dubbel Myomax, oftewel MM. Uit twee MM dieren worden alleen MM dieren geboren. Het hebben van MM is geen verplichting binnen het stamboek.
Blindfactorvrij: Bij het onderzoek naar myomax is het ook mogelijk dat er onderzocht wordt of een dier vrij is van de erfelijke blind ziekte. Dit blijkt bij de Swifter eigenlijk niet voor te komen.
Bij een paring worden de genen van één van de beide strengen doorgegeven aan hun nakomelingen. Wanneer men de gensamenstelling van beide ouders weet, kan men dus de genensamenstelling van de nakomelingen voorspellen.
Voorbeeld:
MM-dieren noemt men ook wel “dubbel Myomax of Myomax Gold”.
Volgens de huidige inzichten hebben schapen met het Myomax-gen een betere bespiering dan schapen zonder het Myomax-gen. Bovendien is tot heden niet aangetoond, dat schapen met het Myomax-gen andere eigenschappen zouden bezitten die in hun nadeel zijn. Het is dan ook begrijpeljik, dat een groot aantal fokkers streven naar het infokken van het Myomax-gen in hun koppel.